column van Katinka

19 maart 2015

Samenleven gaat niet vanzelf

 

Ooit heb ik een poging gedaan om mijn huis te delen met anderen.

Dat viel niet mee.

Sindsdien woon ik alleen, en dat bevalt mij heel goed. Ik kan uitnodigen wil ik wil, en ben ik iedereen eens helemaal zat, trek ik de stekker uit mijn telefoon en hoef ik alleen maar met mijzelf de strijd aan te gaan.

En toch moet ik er niet aan denken dat ik altijd helemaal alleen zal zijn. Er is altijd weer een moment dat ik contact zoek, of dat mensen mij missen. En vooral dat laatste is een prettig gevoel.

Een gevoel dat bijna iedereen kent. Daarom proberen we, bijna allemaal, ook om te zien naar de mensen om ons heen. Valt er niemand buiten de boot? Zit er nog iemand te verpieteren in een huis of een kamertje achter de geraniums? Kunnen we iets bedenken waardoor mensen elkaar weer eens van mens tot mens ontmoeten? Samen iets doen, samen iets maken, samen genieten of gewoon maar samen ergens zijn.

Dat in een stad als de onze zoveel mensen eenzaam zijn doet ons pijn. Niet omdat we dat zo zielig vinden, maar omdat bijna iedereen wel een moment in zijn of haar leven heeft gehad dat we diezelfde pijn voelden, en dat was niet gemakkelijk te dragen.

In het Oude Westen valt het mij op hoe gemakkelijk mensen bereid zijn om iets voor anderen te doen, om mensen uit die eenzaamheid te trekken. Er wordt veel georganiseerd en gedaan, door buren, wijkbewoners, de professionals van het nieuwe welzijn en noem maar op.

Toch groei in mij zo langzamerhand ook een kern van verzet. Ik zou willen oppassen om steeds maar te doen! Rotterdammers zijn doeners, we willen zo graag we doen voor onszelf en anderen, en participeren, burgerkracht, integreren en andere doe-termen vliegen ons om de oren.

Maar er zijn ook mensen die eenzaam worden omdat ze zo moe zijn van het doen. Mensen die het niet volhouden, mensen die hebben gedaan en gerend en die de zin verloren zijn. Mensen die hun huis uit moeten, gaan Opzoomeren, pleinfeesten, uit rijden gaan. Activiteit na activiteit en elke keer zich afvragen: waarom voel ik me dan toch nog zo eenzaam.

In een onderzoek naar eenzaamheid onder ouderen is een van de conclusies dat eenzaamheid statistisch overwonnen wordt als mensen de deur uitgaan voor activiteiten.

Maar toen de mensen zelf gevraagd werden antwoorden ze: Wanneer er iemand is vraagt ‘hoe gaat het met je’ en dan ook luistert naar mijn antwoord.

Deze leeuw pleit ervoor dat we tijd en ruimte nemen om er gewoonweg voor elkaar te zijn. Je hoeft niet mee te doen met mijn activiteiten, je mag ook zitten en vertellen wat je hebt meegemaakt of waar je vandaan komt of waarom het vandaag weer niet lukte. Zonder kracht, zonder te scoren op lijstjes, gewoon zijn en laten zien we je bent. Binnen het wijkpastoraat noemen we dat: tijd nemen voor de trage vragen van het bestaan, of lummelen of op z’n Vlaams verwijlen. Of filosoferen ins Blaue hinein over de vraag: wat is de zin van mijn bestaan.

Probeer het eens. Je knapt er van op.