Column: Altijd anders dan je denkt

7 juni 2017

 

Altijd anders dan je denkt.

Toen ik twee jaar geleden redactielid werd van de Buurtkrant wist ik weinig van Het Oude Westen. Ja, vanuit mijn herinnering, uit de ouwe doos, in de jaren zeventig, toen we streden voor betaalbare en goede woningen. Ik schreef toen bijna de hele Centrum- en Westergids erover vol, en zong uit volle borst mee dat Thomassen gejonast moest worden, maar dat is lang geleden. Daarna speelde mijn drukke arbeidzame leven zich af in andere steden en buurten. En het Oude Westen proefde ik alleen nog maar als ik eens een doorsteekje wilde maken van mijn huis in de Breitnerstraat naar het station. Ik was in mijn begintijd bij de Buurtkrant dan ook volledig afhankelijk van de informatie van mijn mederedactieleden, die precies wisten waar ze me op af moesten sturen, wie ik daar moest hebben en wat ik wel of beter niet kon vragen.

Nu, na twee jaar, kan ik ook ‘hoi, hoe gaat het?’ zeggen tegen buurtbewoners die ik inmiddels heb leren kennen, in de interviews die ik heb afgenomen, uit de verhalen ‘off the record’ en uit eigen ervaring.

Redactielid wezen is leuk. Je mag overal komen, met iedereen praten en je kunt nog eens een boodschap overbrengen die je zelf ook belangrijk vindt. Eigenlijk heeft dat laatste mij op deze zeepkist gebracht. Wat ik namelijk belangrijk vind in de ‘stukkies’ die ik schrijf is dat mensen die in de wijk wonen er blij van worden. Dat ze zich erin gezien voelen en in gesteund, dat iemand of iets, door erover te schrijven, als het ware oplicht; in het licht komt te staan. Zoals met een goed gelukt portret.

Soms zijn er ook dingen die ik hoor en zie, die me bezig blijven houden en waar ik me zorgen over maak. Mensen in de wijk, die moeilijk rond kunnen komen, bijvoorbeeld. Ouderen die vast zitten op bovenwoningen, omdat er geen betaalbare benedenwoningen meer te huur zijn – daar lijkt gelukkig nu beweging in te zitten. Jongeren die hun plek niet kunnen vinden in deze ingewikkelde wereld. De toenemende kloof tussen arm en rijk. Ook treft me het hele gedoe rond het pand van de Aktiegroep en hoe daardoor ongewild groepen tegenover elkaar komen te staan. Het kinnesinne onder elkaar, dat erdoor ontstaat. Daar kan ik soms echt hartzeer van hebben en een slapeloze nacht. Ik zou er dan iets aan willen doen, maar ja, wie ben ik, denk ik dan. Op dat soort momenten heb ik anderen nodig, mensen die de wijk veel beter kennen dan ik, die alles wat er gebeurt weer een beetje in het juiste perspectief kunnen plaatsen. En die hun ervaring aan mij doorgeven. Dat helpt dan.

Wat ook helpt is logisch nadenken over hoe de dingen werken tussen mensen. Zo weet ik dat geruzie en conflicten vaak ontstaan doordat je een beeld van iemand hebt. Maar ja, dat beeld dekt natuurlijk nooit de lading. Vaak heb je ook iets van horen zeggen. Je hebt het maar half begrepen, niet goed doorgevraagd en meestal ook niet helemaal precies onthouden. Toch vertel je het door, aangevuld met je eigen verhaal, want we vinden er zelf ook altijd wat van. In vertrouwen natuurlijk. ‘Niet doorvertellen hoor!’ ‘Nee tuurlijk niet joh’. En zo worden er heel wat dingen in vertrouwen doorverteld en doorverteld en doorverteld. Zo komen de verhalen de wereld in.

Dus, als we iemand ontmoeten of nadenken over een ander, zien we meestal niet de ander, maar het opgebouwde beeld dat we hebben van de ander. We kijken vanuit de benauwde

binnenplaats van ons hart naar die ander, maar we zien die man, die vrouw, of dat kind eigenlijk helemaal niet; alleen ons eigen vol met beelden opgebouwde verhaal.

En dan gebeurt er nog iets. Als ons verhaal wordt aangevallen, gaan we het met hand en tand verdedigen. Dat wordt dan wordt ook weer aanvallen. Op dat soort momenten is het belangrijk dat er iemand is die tegen je zegt: ‘die persoon is niet helemaal zoals jij denkt dat zij is, of hij, want ik zie ook nog dit, of dat’. Of, met enige aarzeling: ‘eh…nou… ik heb het toch anders ervaren’. Meestal moet degene die jou aanspreekt er moed voor verzamelen om zoiets te zeggen, want het valt niet mee om tegen een stevige mening en een flinke dosis emotie in te gaan. Eigenlijk zou alleen al het besef dat twee mensen een heel andere beleving hebben van een gebeurtenis of een persoon, ons meteen al een toontje lager moeten laten zingen.

Kortom: alles is altijd anders dan we denken. Het plaatje dat we in ons hoofd maken van iets of iemand, is nooit de hele werkelijkheid, of de hele waarheid, maar zoveel meer, zoveel ruimer. Het schrijnt altijd een beetje als iemand je plaatjes doorprikt. Je moet je beperking toegeven, je schaamt je over iets wat je gezegd hebt, je voelt je betrapt, of je moet je verlies nemen. Nou en? Die benauwde binnenruimte is er niet op ingericht, maar ons Grote Hart wel, want dat is tot alles in staat en daar past iedereen in. Dus ik zou zeggen. Laten we elke dag oefenen om naar onszelf en anderen te kijken vanuit de ruimte en met de ogen van ons Grote Hart. En laten we ook elkaar ertoe uitnodigen. Of als dat te moeilijk is of het kwaad al geschied, kunnen we altijd nog bedenken dat de soep nooit zo heet wordt gegeten, als ie wordt opgediend.

Column uitgesproken tijdens het Aktiegroepcafé van 1 juni 2017 door Elske Zwart.